Het weekblad Humo, opgericht in 1936, doet het goed, dank u. Al 89 jaar, maar vooral sinds eind jaren 60, onder leiding van Guy Mortier, hoofdredacteur en vervolgens redactiedirecteur tot 2003, getuigt de Nederlandstalige Belgische publicatie van een unieke vrijheid van geest en is ze uitgegroeid tot de stem van de jonge, progressieve generatie in Vlaanderen. Hoewel het voortdurend in beweging is, zou je de formule ervan kunnen definiëren als een mix van satire, ironische voorpagina’s en luchtige, respectloze columns voor politieke correctheid. Dit sluit onderzoeksjournalistiek geenszins uit. Kortom, Humo probeert af en toe Vlaams creatief talent in al zijn diversiteit samen te brengen, in een wankel en delicaat evenwicht.

Deze tentoonstelling presenteert niet de geschiedenis van de illustratie in Humo, maar focust op vier actuele kunstenaars die hun werk dankzij het weekblad ontwikkelden: Ever Meulen, Kamagurka, Joost Swarte en Herr Seele. Zij werden de d’Artagnan, Athos, Porthos en Aramis van de grafische humor uit Vlaanderen, getint met surrealisme en brede klucht. De eerste was Ever Meulen (die in 1972 op 26-jarige leeftijd bij het weekblad begon), snel gevolgd door de Nederlander Joost Swarte op dezelfde leeftijd, Kamagurka in 1975 op 19-jarige leeftijd, en ten slotte Herr Seele die in 1982 op 23-jarige leeftijd arriveerde.

De tentoonstelling belicht het werk van deze generatie grootvaders die nog steeds lesgeven aan de jongere generaties. Voor deze gelegenheid kregen onze vier onverschrokken musketiers van humor, die met de jaren beter zijn geworden en perfecte ambachtslieden van het absurde zijn, carte blanche en presenteren ze tekeningen, schilderijen en objecten, zowel oud als nieuw. Hier is een selectie:

Ever Meulen bouwde zijn reputatie op het construeren van georganiseerde chaos, iets wat Giotto in zijn tijd, in het 14e-eeuwse Italië, probeerde te doen. Ever Meulen biedt hier een beeld waarbij de traditie voorschrijft dat het onderschrift onder de tekening moet uitleggen wat er zich daar afspeelt. Het tegenovergestelde gebeurt echter wanneer we lezen: ‘Tijdens de zomer in Padua ontdekte Frans de metabetekenis van de portiek in de 14e-eeuwse frescokunst, een ontdekking die helaas geen aanleiding gaf tot een gedetailleerder onderschrift voor deze tekening.’ De tekst verduidelijkt het verhaal vanuit het perspectief van Frans, het personage dat in de afbeelding wordt afgebeeld; terwijl dezelfde woorden voor de verteller-tekenaar en de lezer op een dood spoor eindigen. Wie moeten we geloven wanneer taal, die de zaken juist duidelijker zou moeten maken, ze juist nog ondoorzichtiger maakt? Logique en absurde, non?
Het zou interessant zijn om te weten wat er schuilgaat achter deze mysterieuze titel, HUMOuil. Het eerste deel, in hoofdletters, verwijst zeker naar het weekblad. Het tweede deel, uil, betekent uil. De uil is een bijzonder symbool in de menselijke verbeelding, omdat hij, afhankelijk van de cultuur en het tijdperk, wordt geassocieerd met wijsheid, intelligentie en kennis, vanwege zijn indringende blik en nachtelijke gewoonten die hem in staat stellen de duisternis te doorboren. Zijn nachtelijke roep, zijn grote, onderzoekende ogen en zijn nachtelijke levensstijl identificeren hem echter met de duisternis van de geest die monsters en bijgeloof kweekt. Dit beeld doet ook denken aan Jean qui rit et Jean qui pleure, een idee dat de veelzijdigheid van de mens oproept, tot alles in staat, én het tegenovergestelde. Dit alles in een neutrale, witte, zonder gedefinieerde ruimte en buiten de tijd. Fantaisite et logique, n’est-il pas?

Kamagurka’s De Lange Tocht toont een wandelaar met een pelgrimsstaf. De kleurrijke omgeving maakt hem tot een lichtgevend wezen, wat wordt bevestigd door het kompas dat boven aan de staf hangt: er staat ‘zon’ op… maar met de noord- en zuidposities van boven naar beneden omgedraaid. De verlichte loopt dus ondersteboven, zoals de uitdrukking luidt, zoals Icarus die zijn vleugels heeft verloren. Om sneller te kunnen bewegen, rust de schurk zich dus uit met een derde been… dat niet in dezelfde richting wijst als het dubbele been. Terwijl de gezichtsprofielen worden herhaald, creëert het plukje aan het uiteinde van de krul van de staf een horizontaal vraagteken, net zoals de verticale schaduw achter op het hoofd van het personage een omgekeerd links/rechts vraagteken creëert. Zou dit schilderij, bestand tegen de minste virtuositeit, dat pronkt met onhandigheid en naïviteit, een reis vol vragen kunnen zijn?

Herr Seele tekent zijn held Cowboy Henk die stemt voor Vrouw van het Jaar, een burgerdaad die, als er ooit sociale waarden waren, wordt aangemoedigd. Hij steekt zijn vinger in het gat dat de vrouw aanduidt: geen tekening nodig, de seksuele toespeling is onmiskenbaar. Hij draait zijn hoofd en zijn blik spreekt boekdelen: ‘Ik provoceer opzettelijk de voorstanders van #MeToo en de heersende politieke correctheid.’ Want deze vinger in de jampot is bovenal de projectie van obsessieve mensen die overal kwaad zien. Hier plaatst de man objectief zijn wijsvinger op een tweedimensionaal stuk papier. De dubbelzinnigheid bood twee interpretaties en onthult zo de gedachte van de lezer. ‘Vertel me wat je ziet, en ik zal je vertellen wie je bent,’ veroordeelt Henk met een wrange glimlach. Zullen we ooit eindelijk beseffen dat humor subversiever, vitaler en inventiever kan zijn dan die van serieuze mensen?

Humo-isme
Villa Volta, Euphrosina Beernaertsstraat 150, 8400 Oostende
Van 13 juni tot en met 2 november 2025, vrijdag, zaterdag en zondag van 14.00 tot 18.00 uur.
Van 16 juli tot en met 15 augustus 2025, woensdag tot en met zondag van 14.00 tot 18.00 uur.
https://www.visitoostende.be/nl/humo-isme